woensdag 15 juni 2011

LE 3+4

Hoofdstuk 3: Woorden uit de woestijn
Arabië vóór de Islam:
Arabië heeft tegenwoordig Saoedi-Arabië.
Vroegen leefden er op het Arabische schiereiland vooral nomadische bedoeïenstammen. Via handelsroutes hadden de bewoners van Arabië contacten met andere landen en culturen. Rond 600 waren het zuiden en het oosten overheerst door de Perzen.
De nomadenstammen waren polytheïstisch, ze vereerden de zon, de maan en de planeet Venus, maar ook bronnen bomen of een steen konden als een heilige plaats worden beschouwd. In sommige steden woonden rond de 5e eeuw al grote joodse gemeenschappen. Mekka was een belangrijke handels- en bedevaartsplaats, en de kaäba stond daar

Mohammed:
Hij werd geboren in 570 in Mekka, zijn vader was al dood en zijn moeder overleed toen hij 6 was. Hij woonde eerst bij zijn opa en later bij zijn oom Aboe Talib. Toen hij 25 jaar was kwam hij als karavaanleider in dienst en gaf hij leiding over karavanen naar verschillende landen. Hij werkte voor de vrouw Chadiedja waarmee hij later trouwde en 4 dochters kreeg. Hij zocht vaak de eenzaamheid van de woestijn op om te mediteren. In de stilte van de bergen werd Mohammed in een grot van de berg Hira door de engel Gabriël aangesproken. Hij liet hem een doek zien met de volgende woorden:
“Lees voor in de naam van jouw Heer, die heeft geschapen.
Geschapen heeft hij de mensen uit een bloedklonter. Lees voor!
Jouw Heer is de edelmoedigste, die onderwezen heeft met een pen.
Hij heeft de mens onderwezen wat hij niet wist.”
Gabriël verscheen nog vaker aan Mohammed en drie jaar na zijn eerste visioen begon M. de inwoners van Mekka te vertellen wat Gabriël hem had opgedragen: “Geloof in één God, Allah, en houd op met een levenswijze waarin jullie geen rekening houden met de armen en zwakken.”
Zijn enige volgelingen waren zijn familie en vrienden. De rijke handelaar Aboe Bakr en Omar, rijke leidinggevende figuren in Mekka, bekeerden zich wel tot de nieuwe godsdienst.
Mohammed had kritiek op de rijke handelaars die zich niets aantrokken van de armen en dat er in Mekka zoveel goden werden vereerd. De stadgenoten die hun geld verdienden door bedevaarten wilden hem tegenhouden, eerste door pesterijen later door geweld.

Van Mekka naar Medina:
In 619 sterven Chadiedja en Aboe Talib, daardoor werd het voor M. nog moeilijker in Mekka. Drie jaar hiel M het nog vol maar toen verliet hij Mekka naar Jathrib(Medina) in 622. In Medina(= Medina al-nabi: stad van de profeet) krijgt hij veel aanhang waardoor het de eerste islamitische stad werd, 622 wordt gezien als het beginpunt van de islam.
Hij werd de leider en in zijn persoonlijke leven ging het hem ook voor de wind, hij kreeg aanzien als profeet van God en bovendien ook nog rechter en politicus. Mohammed trouwde met Aisja (9jarige dochter Aboe Bakr) en zij was de enige die hem tegen durfde te spreken. De 5e vrouw was Zainab, zijn nicht en de ex-vrouw van zijn pleegzoon Zaid. Door zijn openbaring mocht hij met meerdere vrouwen trouwen, in totaal 9.
Mohammed kreeg in het moeilijke jaar 619 steun door een goddelijke droom waarin hij op een gevleugeld paard een reis maakte naar Jeruzalem en later is dat verboden met ‘de hemelvaart van Mohammed’(na aankomst in de 7e hemel, gesprek met God en daarin zijn 5 dagelijkse gebedstijden vastgesteld). Hemelvaart wordt gevierd op 27e van de ramadan maand. In 692 werd op de rots waar de voetafdruk van Mohammed op zou staan de Rotskoepel-moskee(Omar-moskee) gebouwd.


Van Medina naar Mekka:
Mohammed verwachtte dat de Joden in Mekka zijn boodschap zouden geloven. Hij was ervan overtuigd dat ze in dezelfde God geloofden. De joden wilden Mohammed niet als profeet aanvaarden en Mohammed heeft grote groepen van hen uit Mekka verdreven of terecht laten stellen. Mohammed besloot dat de moslims zich in hun gebeden naar Mekka moesten richten in plaats van Jeruzalem.
Hij wilde, vanwege het belang van de kaäba, dat Mekka ook een islamitische stad werd. Daarom riep de profeet op om de karavanen op weg naar Mekka te overvallen en deze ‘heilige oorlog’ liep uit in grote veldslagen tussen beide steden. In 630 veroverde Mohammed Mekka, de beelden van goden werden vernield en de kaäba werd tot het centrale islamitische heiligdom gemaakt. In 632 stief Mohammed en werd in Medina begraven, Aboe Bakr was zijn opvolger.

De Koran:
Het woord koran betekent letterlijk: ‘dat wat voorgelezen moet worden.’ Het is ongeveer gelijk aan het NT qua omvang, het heeft 114 soera’s (hoofdstukken) die allemaal beginnen met een korte lofprijzing. De soera’s zijn niet chronologisch geordend en de samenstellers hebben gekozen voor indeling naar lengte. Van lang naar kort. De éérste soena is een uitzondering, het is een korte van zeven verzen.
Volgens de overlevering staan in de koran de woorden die Mohammed van Gabriël kreeg en die hij doorgaf aan zijn volgelingen. Het werd opgeschreven en mondeling doorgegeven. Volgens sommigen zou Zaid een deel ervan hebben opgeschreven, anderen denken dat Aboe Bakr de opdracht heeft gegeven om alle overgeleverde teksten te verzamelen en te ordenen. Pas in de 10e eeuw was er overeenstemming over de tekst van de koran.
In de koran staan niet alleen geloofsvoorschriften maar ook handelingsvoorschriften. Sommigen gaan echter letterlijk na de tekst leven terwijl anderen het in de ruime zin nemen.

Koran en bijbel:
In de koran komen veel mensen voor die in de Bijbel ook genoemd worden (Adam, Noach, Abraham, Mozes en Jezus). Moslims geloven dat god zich eerst aan de Joden heeft geopenbaard, toen aan de christenen, maar die begrepen het verkeerd en daarna heeft God Mohammed uitgekozen als profeet om de bedoelingen bekend te maken. Hij wordt ook wel ‘het zegel der profeten’ genoemd. De boodschap van de tora en het NT worden als het ware afgesloten en vervangen door de koran.

Soenna en hadieth:
Oemma (het huis van de islam): alle gelovigen voelen zich als één familie en dat ze zich allen houden aan dezelfde regels. Het zijn fatsoensregels voor de dagelijkse omgang, voor handelscontracten en huwelijksovereenkomsten, voor de omgang tussen ouders en kinderen, voor de omgangsvoorschriften tussen man en vrouw, maar ook voor de hele wetgeving en het rechtsysteem. Iedereen is er gelijk.
Men maakte al vroeg gebruik van de soenna (traditie), het is een schriftelijke verzameling van gewoonten en adviezen van Mohammed. De soenna verschilt nog wel eens van de koran, bijvoorbeeld qua bidden.
Een hadieth is een verhaal waarin een maatregel, straf of uitlegging van de koran wordt beschreven. De koran en de soenna vormen de bronnen van de islamitische wetgeving, de sjaria(weg om te volgen).

Hoofdstuk 4: De wereld van de Islam
Het huis van de islam:
Wereldwijd heeft de islam ongeveer 1,2 miljard gelovigen en is daarmee de 2e godsdienst op de wereld. Het huis van de islam (dar al-islam) is het gebied waartoe de islamitische landen behoren, en het huis van de strijd (dar al-harb) zijn de landen die nog niet moslim zijn.



Koran, soenna en sjaria:
In de landen van het Arabisch schiereiland kent men geen andere wetgeving dan de sjaria. Tegenwoordig kennen ook Pakistan, Iran Mauretanië en Soedan een strikte islamitische wetgeving gebaseerd op de sjaria. In landen als Egypte en Turkije proberen de mensen de sjaria aan te passen aan de moderne tijd. In westerse landen staat de sjaria vaak bekend als een rechtssysteem met zware straffen.

Soennieten en Sjiieten:
Mohammed had voor zijn dood zelf niets gezegd over eventuele opvolgers. Een raad koos voor Aboe Bakr, hij kreeg als titel kalief (opvolger).
Na de eerste 4 kaliefen vind er een splitsing plaats binnen de islam. De mensen die Ali steunden noemen zichzelf de Sjiieten (sjiat-Ali, partij van Ali). Na de dood van Ali wilde deze partij alleen iemand kiezen uit de familie van Mohammed. De meerderheid was echter van mening dat de opvolger moest gekozen worden op geschiktheid van taak. Deze moslims noemen zich soennieten (soenna). Ongeveer 90% van de moslims is soenniet. De sjiieten wonen voornamelijk in Irak, Iran en Pakistan. Hier is vrijwel geen scheiding tussen staat en godsdienst waar dat in soennitische landen wel zo is. De politieke leider in sjiitische heeft ook de hoogste zeggenschap in de godsdienst, het is de imam. In Iran noemen ze zo’n religieuze en politieke leider ook wel de ayatollah.
Ali (neef van Mohammed en getrouwd met zijn dochter Fatima) dacht dat hij het meeste recht had op de opvolging maar werd het niet. Later kreeg hij een nieuwe kans toen Aboe Bakr stierf in 634. De volgende kaliefen, Omar(644) en Othman (656) werden vermoord en Ali nam in 656 het kalifaat op zich. Hij werd vermoord in 661.
Veel Nederlandse Turken horen tot de Alevieten, zij stellen zich nogal vrij op ten opzichte van de leer van de islam. Een mens moet ook zijn gezonde verstand gebruiken en zelf beslissen. Voor hen is de belangrijkste regel tolerantie: anderen accepteren zonder onderscheid te maken na geslacht, huidskleur, afkomst of geloof. Alevieten leggen grote nadruk op onderwijs en vorming, door te leren kan iemand een bijdrage leveren aan vrede, rechtvaardigheid en verdraagzaamheid.

De uitbreidingen van het huis van de islam:
Tijdens de eerste drie kaliefen werd het huis uitgebreid tot buiten Arabië.(Syrië, Palestina, Egypte, Mesopotamië enz.) Na dood van Ali werd Damascus nieuwe hoofdstad van het Arabische rijk. Vanuit Damascus via Egypte werd Noord-Afrika bereikt en in 711 werd de oversteek gemaakt naar Spanje. Daarna vielen ze Frankrijk binnen, maar daar werden ze in 732 bij de stad Poitiers door Karel Martel verslagen.
In het oosten drongen ze door tot in Perzië en India. Het islamitische rijk omvatte: Spanje, via Noord-Afrika tot aan het westen van India(het tegenwoordige Pakistan). Het politiek en cultureel centrum verschuifde naar Bagdad.
Van de 8ste tot 13de eeuw is ongeveer de Arabische bloeitijd, de tijd dat het culturele en wetenschappelijke niveau ver boven dat in het toenmalige West-Europa lag.
In de 13e eeuw werd de macht van het Arabische wereldrijk overgebracht naar het oosten. De Mongolen hadden in 1258 de stad verwoest. In de volgende eeuwen ontstonden er voor kortere of langere tijd verschillende soennitische rijken in het Midden-Oosten. Caïro i s ook enige eeuwen het centrum geweest van de Arabischislamitische cultuur.

De Arabieren lieten in 830 een groot observatorium voor sterren bouwen in Bagdad. Ze deden verder onderzoek naar afstanden tussen hemellichamen en probeerden de exacte lengte van een jaar te berekenen. De metingen werden toegepast voor navigatie en bij het ontwerpen van landkaarten.
Arabische onderzoekers hebben geprobeerd goud te maken met behulp van pyriet. Deze mensen legden de basis voor de moderne chemie. Sommige woorden zijn ook in de hedendaagse scheikunde overgenomen van de Arabieren, bijvoorbeeld alkali, antimoon, aluin en alcohol.
Toen de Arabieren Perzië veroverden, namen zij het schaakspel van de Perzen over en ze brachten het in de 9e eeuw naar Europa. Sjah mat betekent de koning is dood in het Perzisch.
De Arabieren namen vanuit India het tientallige stelsel over, met symbolen die wij nu kennen als Arabische cijfers. Zij hadden voor het getal 0 de naam sifr (leeg). Eerste- en tweedegraadsvergelijkingen werden geïntroduceerd door de Arabieren. De driehoeksmeting is in Bagdad ontwikkeld.

Het Ottomaanse rijk:
In 1453 kwam er door de verovering van Constantinopel door de Turken een eind aan het Oost-Romeinse rijk. Constantinopel werd vanaf toen Istanboel genoemd. Vanaf toen kwam het Ottomaans rijke (o.l.v. Suleiman 1520-166) tot grote bloei. Suleiman was een goede militair en staatsman, hij breidde zijn rijk uit tot aan Boedapest, der Perzische golf en de Sahara. Hij voerde het Arabische schrift in en zo werd de koran de basis van het onderwijs. Hij werd beroemd om zijn juridische hervormingen en hij steunde ook allerlei vormen van kunst. Suleiman en veel van zijn opvolgers waren toleranter tegen andere geloven. Na Suleiman’s dood was het Ottomaanse rijk over zijn hoogtepunt van macht heen. De Turkse legers hadden al Griekenland, Bulgarije, Albanië, Servië en Hongarije verovert. Later moest het Ottomaanse rijk verschillend gebieden weer prijsgeven. Vooral in de 19e eeuw maakten veel gebieden zich los van het Ottomaanse bestuur. Pasja (generaal) Moestafa Kemal bracht een halt toe aan het verval van het Ottomaanse Rijk. Atatürk(Kemal) werd in 1923 de eerste president van de republiek Turkije. Hij voerde grote veranderingen door en Turkije werd een staat, die een scheiding kent tussen politiek en godsdienst.

Verdere uitbreidingen:
Vanaf de 13e eeuw breidde de islam zich uit ook naar het oosten, richting Azië. Landen als Afghanistan, Pakistan, Bangladesh, Maleisië en Indonesië zijn bijna geheel islamitisch geworden. Ten zuiden van de Sahara hebben ze ook in landen als Soedan, Somalië, Mauretanië, Tsjaad, Mali en Niger ze een bevolking die in meerderheid islamitisch is. In sommige landen is een ‘Afrikaanse Islam’ ontstaan, de voorschriften uit de Koran en soenna hebben zich vermengd met de tradities.

De moslims en het fundamentalisme:
Iemand is een fundamentalist als hij qua striktheid van godsdienstige voorschriften niet alleen streng is voor zichzelf, maar er ook op staat dat anderen de regels zonder discussie aanvaarden. Ze zijn fanatieke tegenstanders van moderne en wetenschappelijke onderzoek naar heilige geschriften. Bij fundamentalistische moslims bepalen de koran, de soenna en de hadieth heel het politieke, maatschappelijke en sociale leven. Zij vinden dat de sjaria volledig moet worden toegepast.
Na WO2 worden vrijwal alle landen in het Midden-Oosten zelfstandig en pogingen vanuit het westen om een democratische staatsvorm in te voeren mislukken. De onvrede over uitbuitingen en onderdrukking van dingen als olievoorraden (alleen voor politieke elite) zorgden voor een omslag in het begin van de jaren ’70. De leer van de jihad was voor velen een bron van inspiratie om zich te verzetten tegen het westen. In 1979 werd de sjah uit Iran verdreven en er ontstond een islamitische republiek. Bij de moslims in landen in het Midden-Oosten is er na de jaren ’70 een soort gevoel van vervreemding gegroeid.
Fundamentalistische bewegingen als Al-Qaeda (de basis) in Afghanistan, die GIA in Algerije en Jamaya Islamija in Indonesië. Zij treden met veel geweld op tegen westerse instellingen en mensen. Ze willen een eind maken aan de macht van Amerika. Ze willen dat elke moslimstaat gezuiverd wordt van alle westerse invloeden en dat het land alleen door koran, soenna, hadieth en sjaria geregeerd wordt.
11 september 2001 bracht een schok teweeg in Amerika, de omvang van de aanslag was enorm; het aantal slachtoffers was hoog en de ravage, woede en het verdriet waren groot.
Er is veel schrik voor nieuwe aanslagen en in het vroege voorjaar van 2003 gebon daarom de ‘bevrijdingsoorlog’ tussen de V.S. en Irak.

Wahhabieten zijn volgelingen van Mohammed ibn Abd al- Wahhaab (1703-1792), die streefde naar herstel van de in zijn ogen volmaakte islamitische samenlevingen ten tijde van de profeet Mohammed. Het wahhabimse is de officiële leer van enkele golfstaten.
Jihad betekent letterlijk ‘heilige ontspanning’ en het is geen voorgeschreven plicht in de koran voor de moslim, maar wordt wel gezien als een heilige plicht. In de eerste jaren van de islam was de jihad de gewapende strijd waarmee Mohammed de islam heeft verdedigd en uitgebreid. Later vond men dat de ‘heilige’ oorlog alleen maar uitgeroepen mocht worden ter verdediging van het huis van de islam. De grote jihad is de geestelijke strijd tegen de menselijke fouten, de kleine jihad is de gewapende strijd ter verdediging van de islam.

Een nieuwe situatie:
Overal in de wereld zijn door emigratie van moslims ‘westerse’ moslimgemeenschappen ontstaan. De vroegere grenzen tussen het ‘huis van de islam’ en het ‘huis van de strijd’ zijn niet meer geografisch aan te wijzen, wat sommige moslims verwart. Steeds belangrijker wordt de vraag in hoeverre ‘moderne’ moslims in staat zullen zijn hun geloof op een hedendaagse wijze te vormen.

Vragen uit hoofdstukken 3 + 4:
Het Staatssymbool van Saoedi-Arabië bestaat uit twee gekruiste zwaarden onder een palmboom. De zwaarden staan voor de families die Saoedi-Arabië stichtten, het Huis van Saoed(Koninklijke familie) en het Huis Wahab. Daarnaast symboliseren ze rechtvaardigheid en kracht uit overtuiging. Op de Saoedische vlag staat ook een zwaard. De palmboom staat voor vitaliteit en groei.

De 5 belangrijkste thema’s binnen de islam zijn:
1 Het geloof in één God
2 God is de schepper van alles wat bestaat
3 De mens moet zich onderwerpen aan God
4 Op de dag van de opstanding zullen de mensen beoordeeld worden
5 Een mens moet liefdadigheid beoefenen

Soennieten Sjiieten
Herkomst van de naam Van het woord Soenna Sjiat-Ali, partij van Ali
Politiek leiderschap Landsregering Imam
Godsdienstig leiderschap Korangeleerden Imam
Relatie staat-godsdienst Gescheiden Samen
Procent van de moslims 90 10
Verspreiding over landen De rest ongeveer Iran, Irak, Pakistan

Mekka: kaäba
Jeruzalem: moskee met gouden koepel, rotskoepel
Istanboel: lelijk ding aan water met palen, hagia sofia
Caïro: stenen ding met gras ervoor, moskee van Mohammed Ali
Cordoba: met die strepen, mezquita
Agra: die grote met dat water ervoor, taj mahal

Geen opmerkingen:

Een reactie posten